In en om de Landmanstraat

Herinneringen aan Rotterdam Charlois
Wim G. van Dorp

In april 2004, reed ik nog eens door de Landmanstraat. Zo aan de naambordjes te zien, ken ik de meeste bewoners niet meer. Een paar nog wel, die komen verderop in het verhaal wel voor. Voor de rest was er eigenlijk niet zo heel veel veranderd sinds 1981. Tot dat jaar kwam ik nog regelmatig in de Landmanstraat, omdat mijn moeder daar nog woonde. Dat was op nummer 16b, het huis waar ik jaren lang zelf ook gewoond heb. Ik ben weliswaar geboren in het Eudokia ziekenhuis in Rotterdam, maar opgegroeid in de Landmanstraat. Ons gezin woonde aanvankelijk op nummer 18b. Wij, dat waren mijn vader, Andries Casper van Dorp, mijn moeder Adriana Johanna van Dorp – de Koning, mijn opa Casper van Dorp en mijn broer Andre Casper (die natuurlijk naar mijn vader heette, maar die omdat mijn vader ook altijd Andre werd genoemd ook maar deze doopnaam heeft gekregen).

Wim en Andre van Dorp spelen met vriendjes uit de buurt achter de huizen van de Landmanstraat onder het toeziend oog van opa Van Dorp. De houten schuurtjes zijn duidelijk zichtbaar. Het balkon waar de teil hangt is Landmanstraat 18b en waar de was hangt 16b. Foto uit ongeveer 1955

Van de eerste tijd in de Landmanstraat kan ik me niet zoveel herinneren. Het huis op nummer 18b (de eerste verdieping) had geen slaapkamertje. Het was een twee-kamerwoning. Opa sliep in de keuken en wij met z’n allen in de achterkamer. Toch waren mijn ouders er maar wat blij mee, want in die naoorlogse jaren (m’n ouders zijn in 1950 getrouwd) waren de huizen erg schaars. En hoe klein behuisd we ook waren naar hedendaagse begrippen, het was een “vrij” huis. Er was een gemeenschappelijke (stenen) trap, maar je had een eigen voordeur. Bovendien, het huis had een douche (gecombineerd met het toilet), wat toen eigenlijk wel luxe was.

De huizen zijn in ongeveer 1949 gebouwd. De huizen aan de overkant zijn tien jaar ouder, dus net vooroorlogs. Het waren “vrije” huizen, althans zo werden ze door mijn ouders aangeduid. Vooral in de periode na de oorlog was die vrijheid wel wat beperkt, omdat de zolderverdiepingen van de bovenwoningen apart bewoond werden. Daar was dan vaak ook een keukentje gebouwd. Ik denk dat de douche samen gebruikt werd.

Blik vanaf ons balkon op de Boergoensevliet. Er komt net een RTM tramstel voorbij. Dat was toen behoorlijk nieuw. Dat de tram op de foto staat zal wel niet toevallig zijn. Mijn vader heeft de foto genomen en die was geinteresseerd in techniek en dus ook in trams.
Het laatste blok huizen stond er nog niet, evenmin de garage. Een heerlijk speelterrein dus. 

Toen mijn ouders er gingen wonen was de achterkant nog onbebouwd. De achterkant is dan de ruimte tussen de Landmanstraat en de Boergoensevliet. De huizenrij langs de Boergoensevliet was nog niet compleet. Vanuit ons balkon hadden we zicht op de “vliet”, waar we ook het trammetje van de RTM konden zien rijden. Later is de rij opgevuld en is op die open plek tussen de huizen de garage gebouwd. Heel vaag kan ik me nog herinneren dat er op een morgen geheid werd en de bouw een aanvang nam. De eigenaar was, voor zover ik me kan herinneren, de heer Speelman, die later Mazda dealer is geworden. Bij mijn bezoek in 2004 blijkt de garage te zijn gesloopt! Weliswaar staat er nu een metalen hek, maar de oude situatie van toen is dus eigenlijk weer hersteld.

Het “pleintje” ik op mijn step, broer Andre op de driewieler.

De dingen in de buurt hadden zo hun eigen namen. Het plein voor de kleuterschool heette gewoon ook het “pleintje”. Later kwamen er speeltoestellen en heel lang heeft er een patatkraam gestaan, van “schele” Leen. Even verderop was de onderbreking in de singel van de Boergoensevliet, het verlengde van de Van Blommesteijnweg. Dat werd door ons het “dammetje” genoemd. Boodschappen deden we bij de groenteboer op de hoek van de Struitenweg en de Bouwmanstraat en bij de kruidenier De Leede in de Bouwmanstraat. Alles vlak bij de hand. Idealer kon het niet.

In …. zijn we verhuisd naar nummer 16b. Dat was vanaf de kant van de kleuterschool, het tweede portiek. De balkons van 18b en 16b grensden aan elkaar. De meeste spullen konden dan ook zo doorgegeven worden over het muurtje van het balkon, over de groenen houten kolenkist heen, de keuken in of de slaapkamer in. Veel zal het dus niet gekost hebben. Later is opa naar het bejaardenhuis gegaan. Mama en pappa hadden het zijkamertje, dat ook mijn vaders werkkamer was. Een opklapbed zorgde ervoor dat de kamer beide functies kon hebben. Mijn vader werkte thuis, onder andere vanwege het feit dat hij een ernstige vorm van asthma had. Vaak kwam “oom dokter” over de vloer: huisarts Ephraim die eerst in het eerste portiek woonde en later een huis kreeg op de hoek van de Landmanstraat en de Van Blommesteijnweg, tegenover de kleuterschool.
Als kinderen hadden we de achterkamer, een grotere slaapkamer gescheiden van de huiskamer door schuifdeuren. We sliepen ieder aan een kant, hadden allebei een mooi geverfde plank boven ons bed waarop boeken en plastic vliegtuigmodellen stonden. Later kwamen daar bureautjes bij.
Enige tijd na het overlijden van mijn vader in 1966 hebben we het huis anders ingedeeld. Mijn moeder ging in de kamer slapen waardoor wij als – groter wordende – jongens, een eigen kamer kregen. Ik de “zijkamer”, en André de achterkamer. De kast in de gang heb ik lange tijd nog als donkere kamer gebruikt. Daarin zijn heel wat foto’s ontwikkeld.

De fietsen stonden in het schuurtje aan de achterkant. Met uiteraard een heleboel rommel. Je kwam er door om te lopen, langs de muur van de garage. Vroeger kon je helemaal doorlopen tot aan de Struitenweg. Omdat het pad nogal misbruikt werd door jongelui, is het later halverwege afgesloten.

Blik vanaf ons balkon: nog een stukje van de waslijnen, het schuurtje (voor acht bewoners!) en de garage van de Gebr. Speelman.

De scholen waren in de buurt. Mijn broer en ik gingen naar de kleuterschool op de hoek. Vanaf het balkon konden mijn ouders zo kijken in de speeltuin en de zandbak van “Zonnig leven”, want zo heette de school vroeger. Ik zat vanaf mijn derde jaar op school. Daarvoor kon je toestemming krijgen als je klein behuisd was.

Mijn klassefoto van de kleuterschool, waarschijnlijk schooljaar 1955/56, met juffrouw Claus. Enorme zandbakken met muurtjes er om heen. Volgens de overlevering moest ik in de zanbak getild worden (ze waren te hoog voor mij) toen ik op de leeftijd van drie jaar mijn schoolloopbaan startte.

Daarna gingen we naar de Marnixschool op de Voornsevliet, zo’n tien minuten lopen. Ik herinner me nog wel van klas 6 dat als we iets eerder uit waren (het hoofd, de heer Van Es moest er dan voor zorgen dat ook de andere klassen rond twaalf uur klaar waren), dat ik naar huis rende en daar om twaalf uur nog net het middaggebed van de KRO op de radio kon horen. Als protestant vond ik dat altijd heel indrukwekkend.

We hebben als kinderen altijd heerlijk gespeeld en gewoond in de Landmanstraat. Als kinderen speelden we met elkaar, zowel de jongens als de meisjes. Aan de overkant woonde de onder andere de families Poot, Van de Meer, de Jong, Kool, Goudriaan, Dries en verderop Evenblij. Wellicht dat de “kinderen” dit lezen en zelf ook nog wel eens iets aan de geschiedenis van de Landmanstraat kunnen toevoegen. Anno 2004 woonde vader Dries nog steeds in het pand waar hij kort na zijn huwelijk in 1939 ook is komen wonen. Al 65 jaar in dezelfde straat en in hetzelfde pand!